Van ‘Youth for Climate’ tot ‘gilets jaunes’: het klimaat is een hot topic. Toch wordt er niet voldoende gereflecteerd over de implicaties van de klimaatcrisis voor onze democratie, onze manier van besluitvorming enerzijds, en voor de sociale rechtvaardigheid, het gigantische herverdelingsvraagstuk anderzijds. 

Kan het klimaatvraagstuk via democratische weg aangepakt worden?

Onze democratie is nationaal georganiseerd en werkt met korte verantwoordingstermijnen. Het klimaatvraagstuk vergt ingrepen met een andere schaal van tijd en ruimte. Is onze democratie dus wel uitgerust om doeltreffend klimaatbeleid te voeren? Of rechtvaardigt de ernst van het probleem andere manieren van besluitvorming? Of is het afdoende in te zetten op het individuele geweten?

Het klimaatvraagstuk impliceert een (her)verdelingsvraagstuk. Hoe kunnen milieumaatregelen effectief zijn en toch rechtvaardig?

Milieu- en klimaatproblemen treffen mensen en regio’s ongelijk. Mensen en regio’s zijn uiteenlopend in staat zich tegen het klimaatgeweld te verdedigen. Maatregelen dreigen vaak juist minder welvarende mensen en regio’s harder te treffen. Denk aan de stijging van de dieselprijzen of de hoge belastingen op vliegen. Er is dus sprake van milieu- en klimaat(on)rechtvaardigheid, lokaal en mondiaal.

Een dialoog over klimaat, democratie en sociale rechtvaardigheid is urgent.

Pieter Leroy, hoogleraar milieu en beleid bij de sectie Geografie, Planologie en Milieu van de Radboud Universiteit, is onze hoofdspreker. Twee respondenten van de Universiteit Antwerpen, biologe Sara Vicca en filosoof Patrick Loobuyck, zullen reageren op zijn verhaal.

Verslag

Wie is verantwoordelijk?

“Het klimaatvraagstuk is exceptioneel.” Zo begint Pieter Leroy zijn lezing. De problematiek is enorm groot, impactvol en complex. Als we allemaal ophouden met auto rijden en vlees eten, zijn we er nog niet: er is een collectieve politieke oplossing nodig. Persoonlijke inspanningen blijven van groot belang, maar volstaan niet. 

Patrick Loobuyck vertrekt vanuit een Rawlsiaans paradigma: rechtvaardigheid is een eigenschap van de basisstructuur van een samenleving. Als een individuele burger gewoon de wetten volgt, zelfs al zijn die wetten onrechtvaardig, is dat oké – je kan het individu niet op zijn kop geven voor fouten in het systeem. Dat is contraproductief, inefficiënt en onrechtvaardig. Met individueel gedrag kan je mensen inspireren en je geweten sussen, maar als je de schaal en omvang goed begrijpt, moeten we uit een ander vaatje tappen. 

We hebben dus een collectieve, politieke oplossing nodig. Bij voorkeur een democratische, rechtvaardige oplossing – anders is de aanpak gedoemd tot falen. Maar is het milieu wel verenigbaar met de democratie?

Klimaat en democratie: (on)verenigbaar?

Ieder mens – misschien ook elk dier, elke oceaan enzovoorts – heeft recht op een waardig bestaan. Vanuit een Habermasiaans optimisme kunnen we stellen dat meer participatie zal leiden tot de eis voor een beter milieu: we hebben er immers allen belang bij. Democratie en milieu lijken twee handen op een buik: een eco-democratie of een bio-cratie.

Toch lijken democratie en klimaat soms onverenigbaar. Leroy beschrijft waarom democratie met beperkingen kampt. Allereerst is langetermijndenken zeldzaam bij burgers en politici (wat overigens perfect verklaarbaar is door cognitieve en sociologische processen). Ten tweede begrijpen veel gewone burgers de finesses van het probleem niet, of ze erkennen het überhaupt niet. Als we nu onze CO2-uitstoot zouden stopzetten, zouden we dat pas over 40 jaar merken, merkt Sara Vicca op. Ook is de democratie overwegend nationaal geregeld, terwijl klimaat een wereldwijde aanpak vergt. Er is nood aan een wereldregering, maar die is er simpelweg niet. Ten laatste is de democratie sectoraal gefragmenteerd en door haar logheid ongeschikt voor crisissituaties.

Kortom, democratie lijkt een risicofactor te zijn. Een democratische meerderheid voor een radicaal milieubeleid is veraf, en straks is het te laat. Misschien kunnen we beter experts laten ingrijpen op basis van wetenschappelijk inzicht. Youth for Climate lijkt soms in die richting te denken. Maar wanneer roep je een crisissituatie uit en gooi je de regels van de democratie overboord? Wie beslist dat? En: als ons doel een rechtvaardige milieuoplossing is, kunnen we dan de democratie omzeilen om het te bereiken? Is dat rechtvaardig?

Leroy beargumenteert dat we de democratie niet zomaar moeten afschrijven. We zijn ons bewust van de beperkingen van ons politieke systeem en hebben daarom enkele nuttige regels geadopteerd. Sommige thema’s blijven daarom grotendeels buiten het parlement, zoals defensie en buitenlands beleid. Ook zijn er diverse institutionele voorzieningen om kortetermijndenken te ontlopen: denk aan langetermijnfondsen voor investeringen in infrastructuur en openbaar vervoer, debudgettering, klimaatwetten en de deltacommissaris in Nederland.

Loobuyck voegt toe dat je uit pure wetenschap geen beleid kan distilleren; dat zou een is/ought drogreden zijn. Een beleidsmaatregel volgt niet logisch uit een wetenschappelijk feit: politieke keuzes zijn altijd normatief. Wetenschappers hebben bovendien geen legitimiteit om beslissingen te nemen over u en ik – en dat is juist de essentie van de democratie. Een expertocratie is dus geen oplossing; de sprekers verkiezen de democratische weg.

 Globale ongelijkheid?

Mensen op de hele wereld worden ongelijk getroffen door milieuproblemen. Die ongelijkheid is fysisch: sommige regio’s worden vaker en harder getroffen door bijvoorbeeld overstromingen en droogte. Ook de mate waarin men kan ontsnappen en zich kan wapenen is ongelijk verdeeld. Bepaalde gebieden in de wereld zijn grotendeels verantwoordelijk voor miserie in andere.

Duurzame ontwikkeling werd vaak beschreven als mondiaal, geografisch rechtvaardigheidsprobleem. Hierdoor is het klimaatthema verdwenen van de binnenlandse agenda: de sociaaleconomische kant is sterk onderbelicht gebleven. Leroy stelt dat we, door de nadruk op het geografische, de subnationale focus zijn verloren. Binnenlandse ongelijkheid is van de radar verdwenen. Afhankelijkheidsrelaties tussen stad en platteland, kustgebied en hinterland zullen veranderen. Sommige steden en (kust)gebieden gaan verdwijnen of het zeer lastig krijgen. Om ze te redden, is solidariteit nodig. Nijmegen, dat ver boven zeeniveau ligt, betaalt belastingen voor het diepe Delft – hoe houdbaar is dat?

Loobuyck stelt het klimaat voor als collectief actieprobleem. Speltheorie wijst uit dat coördinatie noodzakelijk is, anders gebeurt er niets. En die coördinatie moet gebeuren op wereldvlak. China is met afstand de grootste uitstoter van broeikasgassen in de wereld, gevolgd door de VS, de EU en India. Als België in zijn uppie zijn best probeert te doen, is de rest vrijbuiter, maar aan het eind verliest alsnog iedereen. Idealiter vormt zich een wereldregering, en bij gebrek aan dat instituut moeten we het stellen met een zwaktebod van afspraken en internationale verbintenissen. Waar je kan uitstappen, zoals Trump aangetoond heeft.

Rechtvaardige maatregelen

Welke vorm van rechtvaardigheid hanteren we? Rechtvaardigheid gebaseerd op gelijkheid, verantwoordelijkheid of capaciteit? Gaan we uit van sociale rechtvaardigheid, of moeten we ons meer focussen op utilitaire rechtvaardigheid of een elitaire vorm?

Hoge inkomens belasten het milieu zwaarder, terwijl lagere inkomensgroepen veel meer last hebben van prijsstijgingen van bijvoorbeeld voedsel en energie. Subsidies voor zonnepanelen zijn leuk, maar wie hebben de neiging om op dat aanbod in te gaan? Juist, de rijken. Vele klimaatmaatregelen vergroten dus juist de ongelijkheid…

Dat is exact de reden waarom de gilets jaunes de straat op zijn gegaan. In de beweging van de gilets jaunes zien we duidelijk twee aspecten van milieurechtvaardigheid naar voren komen. Enerzijds kwam distributieve milieurechtvaardigheid, gericht op een gelijke verdeling van milieurisico’s en de bijhorende kosten, in het gedrang. De protesteerders vinden dat de extra brandstofbelasting de auto-afhankelijke lagere middenklasse onevenredig treft. Ook gelijke kans om te participeren, dus procedurele milieurechtvaardigheid, is belangrijk. De gilets jaunes zijn kwaad door de elitaire bestuursstijl van Macron en eisen meer betrokkenheid van ‘la France périphérique’ bij de besluitvorming.

Hoe verder?

We hebben een technische revolutie nodig, stelt Vicca. Ze vergelijkt de huidige situatie met het begin van de 20e eeuw, toen paarden met karren in een sneltempo werden vervangen door fietsen en vervolgens door auto’s. Een qua snelheid gelijkaardige transformatie is noodzakelijk als we willen dat de temperatuurstijging onder de 1,5 willen houden…

Maar hoe? De drie sprekers zijn het erover eens dat de intellectuele elite een grote fout maakt: de probleemdiagnose moet altijd gebracht worden in natuurwetenschappelijke termen, cijfers en feitjes. Daardoor spreken ze vooral de bovenste bevolkingslagen aan. Klimaat werd een ‘postmaterieel’ probleem. Zij die vooral bezig zijn met materiële zorgen hebben geen tijd om hierover na te denken. Wetenschappers zijn verdacht: populisten maken er een sport van om hen ongeloofwaardig te maken. Loobuyck merkt op dat Anuna voornamelijk het aso heeft kunnen meetrekken – terwijl juist de meest kwetsbaren op de eerste rij zouden moeten lopen! We moeten het probleem politiseren en er een sociaalwetenschappelijk vraagstuk van maken, maar dat lukt pas als we de gerichtheid op cijfertjes loslaten en inzien dat de fysieke kenmerken van het probleem niet het enige aspect zijn.

‘Vage’ begrippen als ‘global identity’ en ‘global consciousness’ staan haaks op het concrete ‘eigen volk eerst’-discours. Het klimaatthema zit onwillekeurig in een – voor velen bedreigend – globaliseringsdiscours en daarmee tegenover de identitaire politiek. Dat vormt een grote strategische uitdaging.

Sara Vicca stelt dat we niet slechts de (financiële) impact van klimaatbeleid naar de mensen moeten brengen; we moeten ook de voordelen van klimaatactie communiceren. Gezondere lucht is essentieel voor onze gezondheid. Ook economisch gezien zijn er opportuniteiten: denk aan het ontstaan van groene jobs. Minder afhankelijkheid van olieproducerende landen leidt tot meer lokale investeringen. Het nieuws staat vol van good practices. Steeds meer bedrijven bewegen richting een CO2-neutrale samenleving en dat heeft vooral te maken met geld. Loobuyck stemt in met Vicca en stelt dat we moeten aantonen dat het klimaatdilemma eigenlijk geen dilemma is. We maken er gewoon een businessmodel van.

Pieter Leroy sluit af met de opmerking dat beleidspatchwork de enige oplossing is: het individu, de privésector, gemeenten, landen, continenten en de wereld als geheel hebben allemaal een rol te spelen. Een zaligmakende, eenduidige oplossing bestaat niet – maar patchwork maakt de kwestie in ieder geval behapbaar.

Sprekers

Pieter Leroy

Pieter Leroy

Hoogleraar milieu en beleid bij de sectie Geografie, Planologie en Milieu van de Radboud Universiteit

Sara Vicca

Sara Vicca

Docent biologie aan de Universiteit Antwerpen

Patrick Loobuyck

Patrick Loobuyck

Moraalfilosoof en hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen

Guy Tegenbos

Guy Tegenbos

Journalist bij De Standaard

Presentaties

Klimaat, democratie en rechtvaardigheid

Presentatie van Pieter Leroy

Presentatie Patrick Loobuyck

Presentatie van Patrick Loobuyck

A Multiplier for Instability

Presentatie van Sara Vicca

UCSIA

Koningstraat 2
B-2000 Antwerpen
info@ucsia.be
Tel. +32 (0)3 265 49 60

Voorlopige locatie tijdens de renovatiewerken:
Blindestraat 14, 2000 Antwerpen